TERUG naar vorige pagina


Beluister de muziek :
 

      LIJNPAARDEN

Aan de lange lijn gekoppeld
waar het zware schip aan drijft;
druipend van het zweet dat droppelt
langs hun lenden oud, verstijfd;

Willig trekkend aan de stangen
gaan twee ruinen, bruin behaard,
hunne stille slentergangen,
n van stap, langsheen de vaart.

Stikkend heet is ‘t Hoe ze blazen,
schuddebollen in het gaan
en naar ‘t steken van de dazen
rustloos met de steerten slaan!

Ach! die weien wederzijen
met des veulens wild gedril,
en die lange boomenrijen,
waar geen einde aan komen wil.

En hun zachte slavenoogen,
waar geen flikkring meer in licht,
schouwen, als met nacht omtogen,
onbestemt naar ‘t vergezicht.

Maar de wind steekt op. Plots gaat er
als een rilling door ‘t geblaart.
Hooger deint het rimplend water
tegen dijk en log gevaart.

Spant uw spieren, trekt uw schonken
tot een forschen haal ineen;
klauwt uw hoeven, dat de vonken
spettren uit den harden steen!

Juh! de drijver vloekt en krachtig
hitst den zweep het oude bloed,
daar de zware schuit onmachtig
worsteld tegen wind en vloed.

En zoo gaan zij, voortgedreven
als de vroege reis begint,
Sleepend hun armzalig leven
met het schip, door weer en wind.

Tot zij amloos en gebroken,
wen de avond kleppen zal,
brood en rust voor oude knoken
vinden in den vreemden stal